Wanneer het goed gaat met je onderneming, bouw je waarschijnlijk vermogen op. De Belastingdienst maakt onderscheid tussen waar je inkomsten vandaan komen. De inkomsten uit vermogen vallen voor de Belastingdienst onder box 3. Maar wat hoort hier allemaal bij en wat zijn de belastingregels?
Ten eerste is het goed om te weten dat de inkomstenbelasting is opgebouwd uit drie boxen. In box 1 geef je inkomsten op uit werk en woning. In box 2 geef je inkomsten op uit een nv of bv, wanneer je een aanmerkelijk belang hebt (dit wil zeggen dat je minimaal 5 procent van de aandelen hebt). En tot slot geef je in box 3 inkomsten op uit sparen en beleggen.
Box 3
Het inkomen uit box 3 komt dus uit sparen en beleggen. Dit noem je ook wel je vermogen. Jouw vermogen is het totaal van je geld op je privé-bankrekeningen, beleggingen en andere bezittingen, minus schulden.
Daaronder vallen:
- Privé-bank- en spaarrekeningen
- Beleggingsrekeningen
- Crypto’s
- Contant geld
- Een vordering op iemand
- Een tweede woning (de hypotheek die hiermee samenhangt is een schuld die ook mee mag worden genomen in box 3)
- Andere schulden zoals een studieschuld of een creditcard
- Bank- en spaarrekeningen van je kinderen als zij jonger dan 18 jaar zijn
Wat hierboven niet in het lijstje staat, is de zakelijke rekening. Die valt namelijk niet onder jouw privé-vermogen, maar wordt gezien als een bezitting van je onderneming. Het maakt bovendien niet uit als dit een privé-rekening is die je voor zakelijke doeleinden gebruikt. Het bedrag op deze rekening blijft dan buiten schot van het box 3 vermogen. Let er wel op dat het bedrag dat op deze rekening staat een zakelijke functie moet hebben. Je kunt dus niet zomaar je hele vermogen op je zakelijke rekening zetten zodat je er geen belasting over betaalt.
Heffingsvrije vermogen
Een vast bedrag van je vermogen is vrijgesteld van belasting. Dat noemen we het heffingsvrije vermogen. De hoogte van het heffingsvrije vermogen stelt de Belastingdienst ieder jaar opnieuw vast. Vanaf 2023 is het heffingsvrije vermogen €57.000 voor individuen en €114.000 voor fiscaal partners. De Belastingdienst hanteert als peildatum altijd 1 januari van het jaar. Met andere woorden, als jouw vermogen op 1 januari 2023 hoger is dan €57.000 dan moet je dit opgeven in jouw belastingaangifte over 2023.
Kom je boven deze grens uit, dan moet je vermogensbelasting betalen. De Belastingdienst gaat ervan uit dat je een bepaald voordeel of rendement hebt van je vermogen. Je hebt er inkomsten aan overgehouden en daarover moet je belasting betalen. Als je vermogen groeit, dan is het rendement hoger en betaal je logischerwijs ook meer belasting.
Je betaalt dus geen belasting over jouw totale vermogen, maar alleen over het voordeel van jouw vermogen. Bij het berekenen van de vermogensbelasting gaat de Belastingdienst uit van een verondersteld voordeel of fictief rendement. Er wordt niet gekeken naar wat je daadwerkelijk aan rente hebt ontvangen op je spaarrekening.
Dit fictieve rendement berekent de Belastingdienst op basis van je totale vermogen en een vooraf vastgesteld percentage. De Belastingdienst gaat uit van een vast rendement op 1 januari, over het bedrag dat overblijft nadat je het heffingsvrij vermogen hebt afgetrokken. Vervolgens wordt op basis hiervan berekend wat je aan vermogensbelasting moet betalen.
Het belangrijkste is om die €57.000 aan heffingsvrij vermogen in het achterhoofd te houden. Blijf je daar op 1 januari van het jaar onder, dan is er niets aan de hand en hoef je dus geen belasting te betalen. Kom je er wel boven? Overleg dan met je boekhouder welke documenten je nodig hebt om erachter te komen wat je totale vermogen is op 1 januari. Dan kan dit meegenomen worden in de aangifte inkomstenbelasting van dat jaar.